center
De dansmeesterviool

Aan de hand van foto's en tekst kunt u de bouw van een bijzonder instrument volgen.

 

Oktober 2007

We hebben een opdracht gekregen om een pochette te bouwen

 

Vogelsangs 2008

 

Vogelsangs 2007

De pochette (“zakviool”) of ook wel dansmeesterviool is een instrument met beperkte afmetingen. Het werd gebruikt door een dansmeester om melodieën ten gehore te brengen ten behoeve van het aanleren van een dans.
Door het geringe volume-niveau werd dit instrument nagenoeg niet toegepast bij uitvoeringen.
De dansmeesterviool kende een bloeiperiode van 3 eeuwen, gezien vanaf het begin van de 17eeuw.



De vorm: Na enig zoeken vinden we in de bouwliteratuur meerdere modellen van de dansmeesterviool.
 

 

 

We hebben verschillende modellen bekeken en gekozen voor een eenvoudig model dat afgeleid is van een 17e eeuwse Italiaanse sordine me een bootvormige romp. De bouwtekening hebben we zelf eerst moeten maken omdat er van dit model geen tekening voorhanden is. We besluiten om er twee tegelijk te maken.

Later maken we er nog twee met een iets afwijkende vorm.

 

17e eeuwse Italiaanse Sordine

Het hout

Voor dit bijzonder instrumentje vonden we een blok prachtig esdoorn waaruit het het blad in zijn geheel gestoken kan worden. Mooi regelmatig gevlamd.
Het klankblad wordt van fijn generfd fijnspar
Het hout voor de hals en de krans is geselecteerd op vlamtekening passend bij het onderblad.
De toets, de snaarhouder en de stemschroeven worden gemaakt uit een paar mooie balkjes ebbenhout.

                       

De Krans

We nemen de stroken esdoorn die bedoeld zijn voor het maken van de krans. De krans is de opstaande rand tussen de beide bladen van de viool.
Als de stroken op maat en op dikte zijn gebracht worden de kransdelen met behulp van een buigapparaat in vorm gebogen.
De gevormde kransdelen worden vervolgens om de binnenmal gelijmd.
De krans die strak om de mal past wordt vlak geschuurd.
Om een wat breder lijmvlak voor de bladen te krijgen wordt aan de binnenkant van de krans een smal strookje vurenhout gelijmd.
Daarna wordt het onderblad gevormd en op de krans bevestigd.


Het onderblad  

Het onderblad gaan we maken uit één stuk esdoorn.
Esdoorn  is loofhout dat groeit in Europa, West Azië, Noord Amerika en Canada.
Het heeft in de verschillende gebieden een andere naam. Zo heet esdoorn in Canada maple,
in Duitsland ahorn.
De botanische naam voor esdoorn is: Acer Platanoides
Voor instrumentenbouw wordt het Acer pseudoplatanus gebruikt.
De boom kan een hoogte van wel 30 meter bereiken en een omvang van 1.5 m
Het zg. witte esdoorn is erg gewild ook vanwege de mooie "vlammen".
Het beste esdoorn komt uit Hongarije en Bosnië. Vroeger leverden Zwitserland en Tirool veel esdoorn voor de bouw van viool en cello.

 

 

 

Na zorgvuldiger controle van de krans op zijn haaksheid wordt het onderblad er op gelijmd en geklemd.
Het bijzondere van dit bootmodel is dat de bladen niet over de krans heen steken maar worden afgerond zodat deze overlopen in de krans. Bij deze pochette wordt geen randinleg aangebracht zodat krans en bladen meer een eenheid lijken.

     

Later wordt de houten mal verwijderd     

                     
De krul

 

Zoals te zien op de foto's hebben deze pochettes een andere krul dan een normale viool. De sleutels worden gevormd en passend gemaakt.

 

Het bovenblad         

Het bovenblad, ook wel het klankblad genoemd, wordt op de zelfde manier als het onderblad afgetekend en uitgezaagd.
De vorm van de vlamgaten ( geen f-gaten ) reconstrueerden we met behulp van voorbeelden uit musea en uit de bestaande literatuur.

           

Aan de binnenkant van het bovenblad wordt een kleine zangbalk geplaatst.
Daarna kan de klankkast van de pochette worden dichtgelijmd         
  

       De afwerking

Het instrument wordt gelakt met een oranje bruine transparante olielak
daarna voorzien van de toets, kam, snaarhouder en snaren.

In 2008 heben we nog een pochette gebouwd naar een model uit de 18 eeuw